Het eerste deel van een ontroerend verhaal van Lin over het leven van een Podenco nadat ze gevonden is.
Het is oktober 2017 als er een uitgehongerd, dorstig hondje dat onder de teken en vlooien zit, in de bergen van een Canarisch eiland wordt gevonden.
De verzengende hitte, gevoed door de gloeiend hete wind uit de Sahara die alles in de omgeving onder een laagje zand bedekt, zorgt ervoor dat het hondje haar natuurlijke wantrouwen laat varen en dankbaar water aanneemt van de mensen die haar tegen kwamen op hun wandeling.
Niemand weet hoe het hondje daar is gekomen. Is ze ontsnapt aan haar jager of misschien in het wild geboren of verdwaald tijdens een wandeling met haar baasjes?
Duidelijk is dat ze hulp en een veilige plek nodig heeft om bij te komen van alles wat haar uitgemergelde lijfje te verduren heeft gehad.
De wandelaars brengen haar naar een grote refugio op ongeveer een half uur van hun verblijfplaats.
Dit asiel, waar een no-kill beleid is ligt in een afgelegen gebied, ver van de bewoonde wereld met uitzicht op de prachtige zee, hoewel er daar weinig honden zijn die van dat uitzicht kunnen genieten.
Op het laagste plateau staan twee enorme schuren waar ruim 100 honden hun leven slijten in betonnen kennels, die het uitzicht naar zee blokkeren.
De meeste honden zijn gebruikt voor gevechten, in beslag genomen door de overheid maar ook herdershonden, onherleidbare mixjes, pups die (nog) niet in de patio kunnen of schattige gezelschapshondjes, gedumpt door hun weinig liefdevolle baasjes zitten hier, slechts gescheiden door een betonnen muur tot heuphoogte met daarop open hekwerken.
Het indringende gehuil en geblaf van deze honden is tot ver te horen maar niet op het strand waar toeristen en inwoners hun vrije uurtjes zonnend en zwemmend doorbrengen, de meesten onwetend van het asiel verder naar boven.
Op het volgende plateau staan de kliniek, het kantoor en diverse patio’s waar de meeste Podenco’s verblijven. Een stuk terrein van puingrond vermengd met zand, verdeeld in zo’n 16 rechthoeken van ongeveer 60m2 elk, afgezet met hekwerk.
Het hondje wordt afgegeven bij de balie waarna ze aan een ketting naast het kantoortje wordt gelegd totdat de dierenarts naar haar kan kijken. Na een tijdje wordt ze opgehaald en gecheckt op een chip die ze niet heeft, teken worden verwijderd, enting en wormenkuur gegeven waarna ze haar in een van de kennels in de schuur plaatsen.
Hoewel ze nu relatief veilig zit, elke dag eten en drinken heeft en medische zorg krijgt, kruipt ze weg in een hoekje verlangend kijkend naar het kleine stukje blauwe lucht wat ze nog net kan zien door de tralies.
Na een tijdje is haar “quarantaine” periode voorbij en wordt ze bij andere Podenco’s in een van de patio’s geplaatst wat voelt als een enorme verbetering nu ze haar pootjes weer kan strekken, spelen met soortgenootjes en grond heeft waar een klein beetje in gegraven kan worden.
Het is gelukkig een redelijk rustige groep en al snel is ze vriendjes met een drukke, jonge Podenco mix die er al een tijdje zit. Verder gaan de dagen net zo voorbij als in de kennels behalve dat de patio’s niet uitgespoten worden met een keiharde straal water terwijl de hondjes er nog in zitten, zich verschuilend achter een muurtje.
2 x per dag worden er brokken in de halve buizen gegooid, drollen worden opgeruimd, soms komt er een vrijwilliger wat aandacht geven of de dierenarts haalt een hond op om te behandelen. Een enkele keer wordt er een hond meegenomen die niet meer terugkomt, ze hopen maar dat die een beter leven heeft gekregen.
Als er een auto het terrein op rijdt veren er altijd een aantal honden op die keihard blaffen om aandacht te trekken. Meestal zijn dit degenen die nog niet zo lang in de refugio zitten. De rest blijft wat apatisch liggen en kijken verstoord naar hun drukkere kennelgenoten.
Het hondje heeft nog steeds geen naam en de dagen rijgen zich aaneen tot weken, daarna tot maanden…
(wordt vervolgd)